Geluidaandachtsgebied-01

Geluidaandachtsgebied vervangt ‘geluidzone’

De geluidzones voor weg- en railverkeer en voor industrie verdwijnen in de nieuwe Omgevingswet. Daarvoor in de plaats komt het ‘geluidaandachtsgebied’. Wat dit is en hoe deze zich verhoudt ten opzichte van de geluidzones uit de Wet geluidhinder zetten we uiteen in deze blog.

Zone versus geluidaandachtsgebied

Bij planontwikkelingen, de aanleg of wijziging van een weg, spoorweg of industrieterrein, moet volgens de Wet geluidhinder de geluidbelasting van gevoelige bestemmingen beoordeeld worden als deze zich binnen de zone van die bron bevindt. De omvang van deze zones is deels gebaseerd op inzichten uit de jaren '80, waarin de verkeersdruk aanmerkelijk lager was. Voor wegen is de zonebreedte afhankelijk van de ligging (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken, bij de hoofdspoorwegen wordt de omvang van de zone bepaald aan de hand van de waarde van het geluidproductieplafond, en bij industrieterreinen geldt de 50 dB(A) contour.

De omgevingswet zal gaan werken met het geluidaandachtsgebied. De omvang van de geluidaandachtsgebieden wordt bepaald op basis van berekeningen en beslaat het gebied waarbinnen de standaardwaarde mogelijk wordt overschreden. De wijze waarop het gebied moet worden bepaald is opgenomen in de Aanvullingsregeling Geluid (Arg).

De bepaling van een geluidaandachtsgebied is afhankelijk van de juridische status van de bron. Als een geluidproductieplafond is vastgesteld, wordt gebruik gemaakt van de gegevens bij vaststelling daarvan. Dit betreft met name rijkswegen, hoofdspoorwegen, provinciale wegen en industrieterreinen. Hetzelfde geldt ook voor een waterschapsweg, lokale weg of lokale spoorweg als daarvoor een geluidproductieplafond is vastgelegd (via een omgevingsverordening). Als dat laatste niet het geval is wordt uitgegaan van de gegevens gebruikt bij het vastleggen van de basisgeluidemissie voor die bronnen. In deze blog leest u meer over de basisgeluidemissie.

Bepaling geluidaandachtsgebied

Het geluidaandachtsgebied wordt bepaald per geluidbronsoort op basis van berekeningen. Daarbij wordt geen rekening gehouden met bebouwing of afscherming, met uitzondering van bebouwing en objecten die aanwezig zijn als geluidbrongegevens voor de betreffende geluidbronsoort voor het bepalen van de geluidproductieplafonds. Denk bijvoorbeeld aan geluidschermen langs rijkswegen.

Voor de bepaling van geluidaandachtsgebieden wordt het geluid van de bron op een regelmatig grid berekend. Een grid heeft afhankelijk van of het een GPP of een niet-GPP bron betreft andere eigenschappen (zie bijlage IVc Arg). Zo is de rekenhoogte voor niet-GPP bronnen 10 m en voor GPP-bronnen 30 m. Het is overigens toegestaan om op aanvullende gridhoogtes te rekenen. De hoogste waarde op het gridpunt wordt gebruikt voor het bepalen van de geluidcontour.

Per bron worden er verschillende ‘rekenafstanden’ gehanteerd. Voor rijkswegen is die bijvoorbeeld 5.000 m en voor een gemeenteweg 1.500 m. Het geluidaandachtsgebied beslaat een contour die gelijk is aan de standaardwaarde van de bron waarvoor de berekening uitgevoerd wordt. Deze zijn opgenomen in de volgende tabel:

Tabel-GBA-01

30 km/u weg in dorp

Daarnaast geldt er per brontype nog een aantal specifieke voorwaarden/instellingen die bij het vaststellen van een aandachtsgebied moeten worden aangehouden.

Industrieterreinen

  • maaiveldhoogte industrieterrein is gelijk aan de omgeving;
  • buiten industrieterrein is bodem akoestisch hard. Op het industrieterrein kan de werkelijke bodemgesteldheid aangehouden worden;

Weg

  • maaiveldhoogte is 0 m. Er wordt dus geen rekening gehouden met taluds of andere hoogteverschillen;
  • geluidwallen en geluidschermen worden bij wegen met GPP meegenomen;
  • bodemfactor is 0,5 (half zacht/hard) bij wegen met GPP, behalve voor de bodem onder de wegverharding zelf;
  • harde bodem bij wegen zonder GPP;
  • als van lokale wegen geen gegevens van de weg bekend zijn, worden standaard afstanden aangehouden: 100m, 200m of 500m, afhankelijk van het wegtype;
  • lokale spoorwegen die onderdeel zijn van gemeentewegen worden meegenomen in de berekening;

Spoor

  • maaiveldhoogte is 0 m. Er wordt dus geen rekening gehouden met taluds of andere hoogteverschillen;
  • geluidwallen en geluidschermen worden met de werkelijke hoogte gemodelleerd en zijn 100% absorberend. Overkappingen met dichte wanden worden gemodelleerd op dezelfde manier als tunnelbakken. Open overkappingen worden niet meegenomen;
  • bodemfactor van 0,5 (half zacht/hard) bij spoorwegen met GPP, behalve voor de bodem onder de spoorbaan zelf;
  • harde bodem bij spoorwegen zonder GPP.

Voor het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting is het geluidaandachtsgebied de afbakening. Niet de mate van geluidbelasting, zoals nu het geval is. Geluid dat, bijvoorbeeld door afscherming voldoet aan de standaardwaarde, zal alsnog in de cumulatie moeten worden meegenomen. In deze uitgebreide blog leest u daar meer over.

Voor rijkswegen zal in de praktijk blijken dat, zeker als er geen bronmaatregelen of schermen aanwezig zijn, het geluidaandachtsgebied groter is dan de huidige geluidzone.

Consequenties invoering geluidaandachtsgebieden

Geluidaandachtsgebieden worden bepaald met een versimpelde rekenmethode. De wetgever wil voorkomen dat objecten waar niet aan de standaardwaarde voldaan wordt worden gemist bij de beoordeling. Het gevolg hiervan is dat er in stedelijke situaties al snel grote gebieden onderzocht moeten worden. Immers doen onder de Omgevingswet drukkere 30 km/u wegen mee bij het bepalen van het geluidaandachtsgebied en ook worden alle emissies van dezelfde brontypen gemodelleerd. Zo zal bij een planontwikkeling van een groot gebied de verkeersprognose van de gehele bronsoort gemeentelijke wegen (ofwel alle wegen) meegenomen moeten worden.

Bijgaande (fictieve) voorbeeld geeft weer wat er bij een planontwikkeling in stedelijk gebied kan optreden. In het figuur is een stedelijke hoofdweg opgenomen (oost-west) en een wijkontsluitingsweg (noord-zuid). Deze wegen hebben onder de Wet geluidhinder een zone (blauwe kaders). Voor de ontwikkellocatie (rood) hoeft niet getoetst te worden aan het wegverkeerslawaai, de locatie ligt immers buiten de zones van de gezoneerde wegen. Onder de Omgevingswet is er sprake van één groot geluidaandachtsgebied voor de gemeentewegen (groen vlak) waar ook de relevante 30 km/u wegen (> 1.000 mvt/etm) aan bijdragen. De ontwikkellocatie ligt binnen het geluidaandachtsgebied. Voor de ontwikkellocatie zal onder de Omgevingswet wél getoetst moeten worden aan de standaardwaarden voor wegverkeerlawaai.