Doelmatigheid van geluidmaatregelen: over het doel en de middelen
Niet iedere maatregel tegen verkeersgeluid wordt – koste wat kost – getroffen. Als het akoestisch belang van een maatregel niet in redelijke verhouding staat tot de kosten, kan deze achterwege worden gelaten. Hoe gaat de Omgevingswet het begrip ‘financiële doelmatigheid’ invullen?
Van overwegend bezwaar naar financiële doelmatigheid
Ten eerste is het, zoals met zo veel thema’s, even wennen aan het jargon van de Omgevingswet. Volgens de Wet geluidhinder kunnen geluidmaatregelen achterwege worden gelaten als er sprake is van een zogenoemd ‘overwegend bezwaar van financiële aard’. De Omgevingswet spreekt daarentegen van maatregelen die ‘financieel doelmatig’ zijn: alleen die maatregelen worden in aanmerking genomen. Die woordkeus sluit aan bij het nu al geldende doelmatigheidscriterium uit de Wet milieubeheer (de GPP-systematiek).
De bepaling dat een maatregel financieel doelmatig moet zijn, geldt zowel voor de aanleg of wijziging van een geluidbron alsook bij het toelaten van geluidgevoelige gebouwen.
Geen euro’s maar punten
Niet alles gaat op de schop. Het doelmatigheidscriterium, zoals nu al bestaat voor rijksinfrastructuur en voor (lokale) sanering, wordt vrijwel ongewijzigd overgeheveld naar de Omgevingswet. Dit criterium werkt niet met euro’s, maar met een puntensysteem. De reductiepunten, die het budget vertegenwoordigen, lopen op bij toenemende geluidbelasting. Dit budget wordt vergeleken met de maatregelpunten, die representatief zijn voor de kosten van een maatregelpakket. Maatregelen die meer ‘kosten’ dan het beschikbare ‘budget’, zijn niet financieel doelmatig en worden in beginsel niet getroffen.
Maatregelpunten bestaan alleen voor een vastgestelde lijst van maatregelen. Die maatregelen zijn opgesomd in twee tabellen: één voor maatregelen aan de rijksinfrastructuur en één tabel voor lokale sanering. De tabel voor lokale infrastructuur bevat meer typen wegdekken dan voor die voor rijksinfrastructuur. Maatregelen die niet op de lijst staan kunnen wel worden getroffen, maar de financiële doelmatigheid ervan kan niet met dit criterium worden afgewogen.
In de huidige lijst met maatregelen voor rijksinfrastructuur zijn uitgebreide randvoorwaarden opgenomen, die alleen gelden voor autonome saneringsprojecten. Die randvoorwaarden worden niet overgenomen in de Omgevingswet, omdat de sanering van rijksinfrastructuur onder het oude recht zal worden afgerond.
Decentraal, tenzij
Het hierboven beschreven puntensysteem hoeft niet altijd te worden toegepast. Het Aanvullingsbesluit geluid regelt dat het wettelijke doelmatigheidscriterium verplicht is voor rijksinfrastructuur. Voor lokale sanering is het niet verplicht om het toe te passen, maar het rijk vergoedt alleen maatregelen die financieel doelmatig zijn volgens het criterium.
Voor andere bronnen van verkeersgeluid dan rijksinfrastructuur krijgt het bevoegd gezag meer beleidsvrijheid. Overheden kunnen er voor kiezen om gebruik te maken van het criterium uit het Aanvullingsbesluit, maar dat hoeft niet. Hier zien we wederom de basisgedachte van de Omgevingswet: lokaal regelen wat lokaal kan. De financiële doelmatigheid van een maatregel mag van geval tot geval worden bepaald. Maar provincies en gemeenten kunnen ook eigen beleid ontwikkelen, waar ze de lokale omstandigheden bij kunnen betrekken en maatregelen selecteren die voor hun lokale situatie geschikt zijn. Daarbij moeten - vanzelfsprekend - besluiten degelijk worden gemotiveerd, vergelijkbare situaties gelijk worden behandeld en staan besluiten open voor bezwaar en beroep.
Tijd voor eigen beleid
Bij het ontwikkelen van beleid over doelmatigheid zullen overheden een aantal zaken in het vizier moeten houden. Ten eerste vraagt de Omgevingswet voor alle typen projecten een afweging over doelmatigheid: nieuwbouw, aanleg van een bron en wijziging van een bron. Denk dus na over de reikwijdte van een lokaal doelmatigheidscriterium: past het op alle situaties? Welke maatregelen overweeg je in welke situatie? Voor gemeentelijke en provinciale wegen zijn andere wegdekken geschikt dan voor rijkswegen. Binnenstedelijk zullen lang niet altijd geluidschermen mogelijk zijn en zijn gevelmaatregelen dus sneller in beeld. Ook dient de financiële dekking te zijn geregeld. Bij een ruimhartig beleid kan een voornemen om één woning te bouwen immers tot gevolg hebben dat een hele straat op de schop moet. Een goed doordacht beleid is dus raadzaam, met een weloverwogen uitwerking hoe veel een overheid kan en wil besteden aan geluidmaatregelen.