Meten, modelleren en beleving
Geluid en luchtkwaliteit worden getoetst en beoordeeld met behulp van rekenmodellen. Waarom gebeurt dat niet met metingen? Hoe kunnen metingen en modellen elkaar aanvullen tot een beoordeling die zo goed mogelijk aansluit bij de beleving van de omgeving? RIVM en M+P schreven er een rapport over, waarin beschreven wordt hoe een goede en bewuste rolverdeling tussen meet- en rekenmethode er uit ziet. Het rapport vormt de basis voor het beleid dat eerder door het Ministerie van IenW is opgesteld. Onlangs is het rapport op de website van RIVM gepubliceerd.
Rekenmodellen of metingen?
De geluidsoverlast en luchtkwaliteit worden in Nederland bewaakt met behulp van rekenmodellen. Op basis van een gestileerde weergave van de geluidbronnen, de omgeving en de gebouwen worden de geluidniveaus en concentraties berekend met computersoftware. Dat kan ook niet anders: om te toetsen of een aanleg- of reconstructieproject binnen de normen past, moet de toekomstige situatie beoordeeld worden. En het meten van de niveaus in een situatie die nog gerealiseerd is kan nu eenmaal niet.
Er bestaat echter een zeker wantrouwen tegenover rekenmodellen. En dat is deels terecht, want een model is altijd een versimpeling van de werkelijke situatie, met aannames en benaderingen daarbij. En "meten is weten": het resultaat van een meting is objectief en ligt gevoelsmatig dichter bij de werkelijkheid. Als een luide motorfiets langs rijdt, dan slaat de geluidmeter uit en dat klopt met onze beleving.
Deels is het ook onterecht, want de modellen zijn zelf immers ook gebaseerd op metingen. De voertuigemissies waarmee gerekend wordt zijn ingemeten. De invloed van meteo is bepaald op basis van meettechnisch onderzoek. En voor specifieke situaties, zoals de geluidtoeslag van stalen railbruggen, wordt het resultaat van een meting direct 'ingeplugd' in het rekenmodel.
Best of both worlds
Met de ontwikkeling van de techniek wordt het eenvoudiger om metingen van goede kwaliteit uit te (laten) voeren. Ook de rekenmodellen en computersoftware krijgen steeds meer mogelijkheden, waardoor minder benaderingen nodig zijn. Meten en modelleren kruipen dichter bij elkaar. Een confrontatie tussen reken- en meetresultaten komt steeds vaker voor. Dat kan heel veel discussie opleveren, maar biedt ook kansen. Hoe komen we nu tot een systeem dat het beste van beide werelden combineert?
RIVM en M+P hebben, in goed overleg met het Ministerie van IenW, ProRail en Rijkswaterstaat, een systeem bedacht waarin metingen een aanvulling kunnen zijn op de praktijk van rekenmodellen. Ook is nagedacht hoe om te gaan met de situatie waarin metingen en berekeningen aan dezelfde situatie een andere uitkomst geven: wanneer geven de metingen aanleiding om aan de modelresultaten te twijfelen?
Verdere ontwikkelingen nodig
In het RIVM-briefrapport dat, in het kader van het Verbeterprogramma Modellen van het toenmalige Ministerie van IenM, is opgesteld, wordt dit systeem uitgelegd. Ook geeft het rapport aan dat een aantal elementen hiervoor nog ontbreken. Dat is met name het geval voor geluid; voor luchtkwaliteit zijn een aantal van deze zaken al op orde.
- De rekenmodellen moeten worden beheerd en onderhouden. Een concreet voorbeeld is het regelmatig bijwerken van de emissiecijfers.
- Het toepassingsbereik van de rekenmodellen is niet altijd duidelijk. Voor welke situaties zijn de standaardrekenmethoden wel of juist niet geschikt?
- Als de standaardrekenmethode ongeschikt is voor een situatie, welke alternatieve methode kan dan worden toegepast? Metingen kunnen in zo'n geval uitkomst bieden, maar ook andere oplossingen zijn denkbaar. Er is een proces nodig waarin experts een alternatieve methode beoordelen en goedkeuren en waarbij de opgedane kennis beschikbaar wordt gemaakt.
- Soms wordt een meting uitgevoerd om een gemodelleerde situatie te controleren. Er moet een standaardmeetmethode worden beschreven, zodat men kan beoordelen of zo'n meting goed is uitgevoerd.
- Zo'n standaardmeetmethode moet een nauwkeurigheidsparagraaf bevatten, zodat bepaald kan worden wat de onzekerheid in het resultaat is. Dan wordt duidelijk of een verschil van 1 dB nu reden is om aan het model te twijfelen, of eigenlijk juist een bevestiging is van de juistheid ervan.
- Communicatie over meten en rekenen moet worden verbeterd, zodat vragen vanuit de omgeving over de rol en geschiktheid van rekenmodellen en metingen duidelijk en eenduidig worden beantwoord. Daarmee kan worden voorkomen dat onjuiste verwachtingen van modellen en metingen tot frustratie en discussie leiden.
In de bijgevoegde flowchart is het complete systeem samengevat, waarbij de elementen die nog ontwikkeld moeten worden in groen zijn weergegeven. Het raamwerk is hiermee beschikbaar. De invulling ervan zal in de komende tijd door de genoemde overheidspartijen moeten worden opgepakt; de eerste stappen daarvoor zijn gezet.