Luchtkwaliteit

Beoordeling van luchtkwaliteit onder de Omgevingswet

De Omgevingswet zal naar verwachting medio 2023 in werking treden. Ook op het gebied van het beoordelen van luchtkwaliteit zal op dat moment een en ander wijzigen. In deze blog geef ik een beknopt overzicht van de wijzingen zoals die nu bekend zijn.

Medio 2023 gaat er een en ander wijzigen in de methodiek van beoordeling van luchtkwaliteit. Er is geen sprake meer van grenswaarden, maar omgevingswaarden. Vaste waarden zijn de rijksomgevingswaarden, die door heel Nederland gelden. Rijksomgevingswaarden worden vastgesteld voor onder andere stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2.5). Daarbij hoeven de concentraties PM2.5 niet berekend en beoordeeld te worden, de concentraties van deze stof voldoen overal waar ook wordt voldaan aan PM10. Toetsing aan PM10 is daarmee voldoende.

Lagere overheden kunnen eigen omgevingswaarden vaststellen die strenger zijn dan de rijksomgevingswaarden voor NO2, PM10 en PM2.5. Deze mogen echter het gebruik en de ontwikkeling van rijksinfrastructuur (rijkswegen en hoofdspoorwegen) niet beperken. Bij dreigende overschrijding moet de overheid verantwoordelijk voor de omgevingswaarden een plan opstellen om de overschrijding te proberen voorkomen.

Onder de Omgevingswet worden de zogenaamde aandachtsgebieden geïntroduceerd. De overheid toetst en monitort de luchtkwaliteit vooral binnen deze aandachtsgebieden. Onder de aandachtsgebieden vallen een aantal agglomeraties (artikel 2.38 Omgevingsregeling), op dit moment gaat het om de agglomeraties Amsterdam/Haarlem, Den Haag/Leiden, Eindhoven, Rotterdam/Dordrecht en Utrecht. Waarschijnlijk worden de gebieden rondom Arnhem en Etten-Leur ook nog als aandachtsgebieden aangewezen. Daarnaast zijn er enkele gemeenten met relatief hoge fijnstofconcentraties door veehouderijen. Dit zijn volgens het Besluit kwaliteit leefomgeving ook aandachtsgebieden (artikel 5.51 lid 3).

Wanneer en wat wordt er dan precies getoetst binnen de aandachtsgebieden? De (rijks)omgevingswaarden worden getoetst wanneer er sprake is van één van de volgende besluiten:

  • De gemeente laat in een omgevingsplan activiteiten toe, die leiden tot gebruik van wegen, vaarwegen of spoorwegen (verkeersaantrekkende werking).,of waarvoor luchtregels staan in het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit volgt uit artikel 5.51 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
  • de provincie deelt in een omgevingsverordening functies aan locaties toe (artikel 7.1 en afdeling 5.1 Besluit kwaliteit leefomgeving);
  • een projectbesluit draagt in betekenende mate bij aan de concentratie van NO2 of PM10 (artikel 9.1 en afdeling 5.1 Besluit kwaliteit leefomgeving).

Dit gaat dan om activiteiten binnen een aandachtsgebied. Echter dienen dergelijke activiteiten in de buurt van een aandachtgebied óók getoetst worden wanneer deze naar verwachting leiden tot een verhoging van de concentraties van vervuilende stoffen binnen dat nabijgelegen aandachtsgebied.

Voor enkele activiteiten moet de overheid de luchtkwaliteit altijd beoordelen, in dat geval dus ook buiten de aandachtsgebieden. Het gaat om de volgende situaties:

  • Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit;
  • bij het toelaten in omgevingsplan: de aanleg van een tunnel langer dan 100 meter. Of als een tunnel wijzigt en daarbij minimaal 100 meter toeneemt;
  • bij het toelaten in omgevingsplan: de aanleg van een autoweg of een autosnelweg.