Slijptol

Bepalen toeslag voor bijzondere geluiden minder eenvoudig dan het lijkt

Bij het bepalen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij een geluidsgevoelige bestemming dient, conform de Omgevingsregeling, rekening te worden gehouden met geluiden die als extra hinderlijk ervaren kunnen worden. Hierbij gaat het onder andere om tonaal- en impulsgeluid (bijvoorbeeld achteruitrijsignalering of heilawaai). Indien deze geluiden duidelijk waarneembaar zijn dient  een toeslag van 5 dB te worden toegepast. Het aantonen of tonaal/impuls geluid hoorbaar is en het juist toepassen van de toeslag is echter niet altijd eenvoudig. In dit artikel geven wij een overzicht van de aspecten die hierbij komen kijken.

Wettelijk kader

Indien geluiden met een tonaal of impulsachtig karakter duidelijk hoorbaar zijn ter plaatse van een geluidsgevoelige bestemming, dient volgens de Omgevingsregeling (bijlage IVh, artikel 5.4) een toeslag van 5 dB te worden toegepast op de berekende of gemeten geluidsbelasting. Deze toeslag wordt opgeteld bij het totale geluidsniveau afkomstig van de inrichting gedurende de tijd dat de tonale/impulsachtige bron in bedrijf is. Dit houdt in dat de toeslag dus ook wordt toegepast op alle niet tonale/impulsachtige geluidsbronnen die op datzelfde moment in bedrijf zijn. In de gevallen waarbij zowel tonaal als impulsachtig geluid hoorbaar is, wordt de toeslag slechts éénmaal toegepast.

Tonaal geluid

Onderstaande activiteiten zijn praktijkvoorbeelden waarbij tonaal geluid vaak voorkomt:

  • Achteruitrijsignaleringen
  • Roterende machines (ventilatoren)
  • Slijpen
  • Sirenes
  • Kleppen in leidingen (snijden)

De aanwezigheid van tonaal geluid wordt vaak met een subjectieve methode (auditief) vastgesteld. Volgens Omgevingsregeling geldt als criterium voor tonaal geluid dat het tonale karakter duidelijk waarneembaar moet zijn ter plaatse van het beoordelingspunt.

Bij discussie kan de kritische bandbreedtemethode conform ISO 1996-2:2017 als hulpmiddel dienen.

Impulsachtig geluid

Volgens de Omgevingsregeling komen bij impulsgeluid repeterende geluidsstoten voor die minder dan één seconde duren. Ook voor impulsgeluid geldt als criterium dat het impulsachtige karakter duidelijk waarneembaar is ter plaatse van de ontvanger. Impulsgeluiden moeten niet worden verward met piekgeluiden. Een belangrijk kenmerk van impulsachtig geluid is dat het repeterend van karakter is: het geluid dient een zekere cadans of ritme te hebben. Voorbeelden van werkzaamheden waarbij impulsachtig geluid kan optreden zijn:

  • Hameren/bikken
  • Sloophamer/prikker
  • Heien
  • Stansmachine

Toepassen van de toeslag

(onderstaand wordt tonaal genoemd; hier kan echter ook impulsachtig worden gelezen)

Op het moment dat bepaald is welke bronnen een duidelijk tonaal geluid bij de woning veroorzaken, kan de toeslag bepaald worden die wordt toegepast op de totale geluidsbelasting vanwege de inrichting (Lar,LT). Deze toeslag is het verschil tussen het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau met en zonder toeslag van 5 dB op het deelgeluidsniveau vanwege de gehele inrichting gedurende de tijdsduur dat tonaal geluid optreedt. De toeslag die op het LAr,LT-niveau wordt toegepast ligt tussen 0 dB (tonale bronnen zijn niet relevant) en 5 dB (tonale bronnen zijn bepalend). Deze toeslag varieert per ontvangerpunt.

Om de toeslag die op het Lar,LT -niveau moet worden toegepast te kunnen bepalen, is het van belang om onderstaande vragen te beantwoorden:

  • Is er één of zijn er meer tonale bronnen? En indien dit het geval is, zit er (gedeeltelijk) overlap in de momenten waarop de tonale bronnen in bedrijf zijn? Indien dit het geval is, zal de tonale tijdsduur korter worden waardoor de toeslag lager wordt.
  • Welke niet tonale bronnen zijn gelijktijdig in bedrijf met de wel tonale bronnen? Hoe groter de bijdrage van deze niet tonale bronnen des te hoger de toeslag wordt, omdat de bijdrage van het tonale deelgeluidsniveau waar 5 dB bij wordt opgeteld in dit geval groter wordt

Bovenstaande vragen zijn in de praktijk vaak niet exact te beantwoorden, omdat de planning van werkzaamheden per dag kan verschillen. In het geval van achteruitrijdende vrachtwagens is het bijvoorbeeld niet te voorspellen wanneer dit precies gebeurt, in hoeverre meerdere vrachtwagens tegelijkertijd achteruitrijden en welke andere geluidsbronnen op die momenten ook in bedrijf zijn. Hiervoor moeten aannames gemaakt worden. De keuze van deze aannames kan een relevante invloed hebben op de toeslag die uiteindelijk bij het LAr,LT niveau wordt opgeteld. De volgende paragraaf geeft hier een voorbeeld van.

Voorbeeld

In onderstaande figuur zijn twee varianten weergegeven van de planning van werkzaamheden. Het gaat hierbij om een inrichting waar gedurende zes uur constructiewerkzaamheden worden uitgevoerd. Daarnaast moet er twee uur lang metaal worden geslepen waarbij tonaal geluid optreedt. De bijdrage bij de meest nabijgelegen woning is (zonder correctie voor de tijdsduur) voor het constructiewerk en het slijpen even groot. Door een kleine aanpassing in de planning wordt de toeslag die moet worden toegepast vanwege het tonale geluid 1,3 dB lager terwijl er precies evenveel werkzaamheden worden uitgevoerd:

afbeelding boven

 

 

 

afbeelding onder

 

Het mag duidelijk zijn dat bij het toepassen van een toeslag voor tonaal geluid veel belangrijke afwegingen plaatsvinden. Dit geldt voor zowel het vaststellen of sprake is van tonaal geluid als voor het vaststellen van de uitgangspunten bij de berekening van de hoogte van de toeslag. Wij helpen u hier graag mee verder.