Rotterdamse baan

Zaalakoestische modellen ook voor ‘buiten’gebruik?

Om de geluidsoverdracht te berekenen, bestaan er verschillende mogelijkheden. Voor berekeningen buiten, in de open lucht, is het gebruikelijk een buitenomgeving te modelleren met een overdrachtsmodel zoals dat in de standaard rekenmethoden (bijvoorbeeld Rmg 2012) is opgenomen. Er zijn ook situaties in afgesloten ruimten, waarbij voornamelijk de materialisatie en de mate van spiegelende dan wel verstrooiende reflectie van belang is. Daarvoor leent zich een rekenmodel zoals dat in de zaalakoestiek wordt gebruikt. Welke van de twee manieren gekozen wordt, hangt af van de situatie en spreekt meestal voor zich. Maar wat als een situatie zich in een grijs gebied tussen binnen en buiten begeeft? Anders gezegd, kun je de kracht van beide modellen combineren? Dat kan.

Buiten of toch binnen?

Een goed voorbeeld van zo’n situatie is een tunnelbak: de geleidelijke overgang tussen de weg op maaiveld (buiten) en de overdekte tunnel (binnen). Een weg die door een tunnelbak voert, is vaak een belangrijke geluidsbron, maar de parameters die van invloed zijn op hoe het geluid zich gedraagt, hangen af van hoe diep de weg al onder het maaiveld gezakt is. Is er veel of weinig wandabsorptie? En is er wel of geen verstrooiing? Speelt bodemabsorptie een rol? Hoe vaak reflecteert het geluid voordat het de ontvanger bereikt? En hoeveel moet het daarvoor afbuigen?

Doordat het één vooral speelt in het open veld en het ander vooral in gesloten ruimten, zijn niet al deze parameters goed te berekenen met hetzelfde rekenmodel. Door ervoor te kiezen om de gehele tunnelbak te berekenen met bijvoorbeeld een omgevingsmodel, wordt het effect van indirect geluid door reflecties die bij de tunnelmond een rol spelen meestal niet goed bepaald. Andersom wordt de afbuiging van direct geluid niet goed meegenomen in een zaalakoestisch model dat uitgaat van stralen. Daardoor wordt de berekening onnauwkeurig.

Best of both worlds

Zoals gezegd bestaan er voor berekeningen in een binnen- en een buitensituatie al voor de hand liggende rekenmethodes. De truc van het simuleren van een bijzondere situatie waarin binnen en buiten samenvallen, zit ‘m dan ook in het adequaat combineren van beide methoden. De ervaring leert dat het totale geluidsniveau ter hoogte van het maaiveld met name bepaald wordt door het directe geluid, oftewel de buitensituatie. Ter plaatse van de tunnelmond is juist het indirecte geluid maatgevend, oftewel de binnensituatie.

Door een omgevingsmodel voor buitensituaties te combineren met een stralenmodel voor binnensituaties, kunnen de kwaliteiten van beide methoden samengevoegd worden tot een betrouwbaar resultaat. De kracht hiervan ligt erin dat wanneer de rekenprogramma’s onder de juiste voorwaarden gecombineerd worden, ze elkaars zwakte afvangen en zo een nauwkeurige benadering van de werkelijkheid bieden.

Referenties

  • Variantenonderzoek Rotterdamse Baan te Den Haag
  • Spaarndammertunnel te Amsterdam
  • HSL Zuid